12 januari 2015

Een handje helpen (column, 2015)

FUNRECHT

(Door Peter de Zwaan)

Lang heb ik gedacht dat het door drank kwam, of door te veel afspraken, maar steeds vaker denk ik: het zijn rimpels door zorgen. Het zijn barre tijden in het boekenvak en dat kun je aan de uitgevers zien. Er moeten listen worden verzonnen om boeken aan de man te brengen. Grotere kortingen bijvoorbeeld, op voorwaarde dat de boeken dan dichter bij de kassa komen te liggen. Of een funrechtszaak.

Ik zou kiezen voor funrecht, want voor je het weet geven alle uitgevers te hoge boekhandelskortingen en heb je na verloop van tijd de oude situatie terug, alleen verdien je minder waardoor je extra rimpels krijgt.
Funrecht dus, rechtszaken waarvan je weet hoe ze aflopen, maar waarmee je publiciteit genereert: er is altijd wel een krant die er inloopt.

Het enige dat me er aan interesseert, is de voorgeschiedenis.

Neem Emma Curvers met haar debuut. Ik denk dat het als volgt is gegaan.
‘Zeg, pap, ik heb een boek geschreven, help je me een handje?’

‘Graag schat, zeg maar wat ik moet doen.’

‘Je moet doen of je kwaad op me bent en een rechtszaak beginnen.’

‘De hoofdpersoon in je boek heet toch Kostons? Wat heeft dat met Curvers te maken?’

‘Niks. Maar er staan een paar dingen in waar je kwaad om kunt worden. Best wel. Psychoses en depressies en zo, suïcidale neigingen.’

‘Ik leef toch nog?’

‘Het had best gekund van niet. Werk nou eens een keer een beetje mee.’

Het blijft toch je kind, dus pa zei: ‘Goed, lieverd. Als het je een handje verder helpt, bel je maar een advocaat.’

Het werd natuurlijk niks, maar de beoogde aandacht kwam er.

Een poosje eerder: Saskia Noort en Liselotte Stavorinus. Ik hoor het Saskia nog zeggen op een boekenbijeenkomst waar ze zei dat vrouwen elkaar moeten helpen: ‘Womenpower.’ Vuistje gebald.

‘Zeg, Sas, help me de brug eens over. Ik heb iets gemaakt wat op jouw werk zou kunnen lijken. Jij hebt een naam, ik niet, meisjes onder elkaar. Doen?’

Waarom zou je het laten, aan funrecht val je je geen buil en er worden zoveel boeken gemaakt dat er altijd gemeenschappelijke elementen zijn. In misdaadromans wordt nogal eens gemoord en alle lijken lijken op elkaar, nou dan.

Eén element zal ik nooit vergeten. In beide boeken is ‘twijfel over wat aan te trekken bij het eerste feestje van een nieuwe vriendin’ en in een krant las ik dat het draaide om een wit rokje.

Het is te ontroerend om te willen controleren en zo mooi dat het waar behoort te zijn. Een wit rokje.

Toevallig zijn Saskia en ik vier handen op één buik. We weten nog niet welke buik, maar met de handen zitten we goed.

Ik ga dus in mijn volgende boek een vrouw een wit rokje geven. Sterker: ik geef alle vrouwen een wit rokje en als ik er Saskia een plezier mee doe ook alle mannen.

Onthoud alvast de titel: ‘De dwergbowler’.

Ik verwacht er veel van.

(Deze column is ook te lezen op www.peterdezwaan.nl)

Peter de Zwaan (1944, Meppel) heeft tientallen publicaties op zijn naam staan, misdaadromans en jeugdboeken. Voor acht van zijn thrillers werd hij genomineerd voor de Gouden Strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek. Met 'Het Alibibureau' won hij in 2000 die prijs. In 2013 verscheen zijn nieuwe thriller 'De Loverman' bij zijn eigen uitgeverij Zwarte Zwaan. Vorig jaar publiceerde uitgeverij Conserve 'In mijn hoofd', een roman over alzheimer. De Zwaan werkt aan een nieuwe Jeff Meeks-thriller, getiteld 'De dwergbowler'. 

Geen opmerkingen: